Verwondering 47: Water
Grote droogte afgelopen tijd zette mij stil bij het enorme belang van water.
Planten in mijn tuin hingen slap, smachtend.
Hoewel mijn kraan gewoon liep, mijn dorst dagelijks werd gelest, verlangde ook ik naar frisse waterstromen.
Wat was ik blij met deze enorme wolkenpartij.
Het plensde en het plensde.
Mijn blijdschap verging.
Deze middag op de fiets,
stopte de regen niet.
Lang hield ik vol: slecht weer bestaat niet, alleen slechte kleding. Ik wandelde en fietste in weer en wind. Het viel altijd mee. Altijd was er iets positiefs. De natuur huilde even mee met eigen tranen. Ondanks goede regenkleding werd ik nat en koud, tot diep in mijn vezels te voelen. De lucht was grijs, ik zag geen kleur of schoonheid in het landschap meer.
Ik erkende, regen maakt mij niet altijd blij.
Water wordt een woeste stroom buiten de oevers van de rivier.
Vernietigend in kracht.
Na de bui.
Regendruppels vormden een regelmatig putjespatroon
in het zand op het strand.
’t Water belicht,
vervormt het zand.
Het strand gezond,
door ’t water gevormd.